Both en De Bruijn Hexagon
Both en De Bruijn Icon

‘Burgerschap is een zorgenkindje in Nederland’

DOOR: Alex de Bruijn

7 mei 2006

In beweging


Scholen worden door overheid, politiek of ouders geacht zich met steeds meer onderwerpen bezig te houden. Variërend van leren omgaan met geld tot gezond ontbijten, overgewicht en het voorkomen van radicalisering. Opvallend is dat veel onderwerpen aanvankelijk als facultatief aan het onderwijs werden gepresenteerd, maar later wettelijk verankerd zijn. De vraag dringt zich op hoe serieus scholen deze maatschappelijke taak nemen en – basaler – wat de meest effectieve manier is om jongeren op te voeden tot verantwoordelijke burgers. Een voorzichtige verkenning naar aanleiding van twee publicaties.

Scholen zijn sinds februari 2006 verplicht tijdens de lessen aandacht te besteden aan burgerschapsvorming. Door toenmalig minister Van der Hoeven omschreven als ‘de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren’.

‘Hebben schoolbesturen inderdaad de ambitie om bredere maatschappelijke opdrachten te vervullen en is het beleid naar hun school daar ook op gericht?’ Het is een centrale vraag in het SCP-onderzoek dat in juli 2008 verscheen onder de titel De school bestuurt; schoolbesturen over goed bestuur en de maatschappelijke opdracht van de school. Onderzoekster Turkenburg constateert dat veel onderwerpen door de bestuursleden tot de gewone taken van de school worden gerekend: opvoeding, zorg en hulpverlening, achterstandsbestrijding, morele ontwikkeling, burgerschap, cultuur, bewegen, enzovoorts. Het merendeel van de bestuurders vindt dat hun scholen voldoende aandacht aan maatschappelijke thema’s besteedt. De bereidheid om hieraan een bijdrage te leveren verschilt sterk qua denominatie, grootte en bestuursstructuur.

Ruim twee jaar na de invoering blijkt dat er weinig nieuwe initiatieven zijn ontplooid op dit terrein. Veel scholen zijn van mening dat ze al lang aandacht aan burgerschap geven, en hier geen wet of kerndoel voor nodig hebben.

Van euforie kan echter geen sprake zijn, aldus prof. James Kennedy in een recente uitgave van LRRLN, magazine over onderwijs en leerplanontwikkeling. De Amerikaanse hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam ziet burgerschap in het onderwijs als een zorgenkindje in Nederland. Kennedy heeft als Amerikaan een heel andere burgerschapscultuur leren kennen in zijn jeugd. Voor hem bestaat burgerschap uit drie lagen. De eerste laag is wat iemand in zijn of haar naaste omgeving doet. De tweede is het je actief opstellen in de civil society en de derde is het nemen van politieke verantwoordelijkheid. Die laatste laag baart prof. Kennedy vooral zorgen. ‘Als je in Nederland probeert te duiden wat burgerschap is, komt het altijd wat vlak over. Het is nauwelijks te onderscheiden van goed gedrag. De sociale kanten van burgerschap zijn ruim vertegenwoordigd in de samenleving, maar het heeft geen politieke of ideologische inhoud. Dat is in Amerika anders. Amerika is het land van de onbegrensde mogelijkheden waar je als Amerikaan dankbaar voor bent en trouw aan moet zijn. […] Een probleem kan zijn dat leerlingen geen goed idee hebben van wat van hen verwacht wordt in de samenleving.’

Vorming op die drie niveaus gebeurt voor een deel door ouders en de school, maar volgens Kennedy ook door betrokkenheid bij verenigingen en kerken. Voor een optimale vorming qua burgerschap geeft Kennedy de voorkeur aan de kerk: ‘Kerkelijke organisaties worden veelal door de samenleving aangewezen als instanties die iets kunnen doen’. Dat is nodig, meent Kennedy, in een land waar wel een basis is voor goed gedrag, voor zorgen voor elkaar, maar waar de ideale basis voor burgerschap – namelijk

de uitdaging om echt opvallende dingen te doen en aanmoedigingen tot bijzondere vormen van dienstbaarheid – ontbreken.

Het is van groot belang dat dit geluid maatschappijbreed gehoord wordt. Juist nu de discussie over het nut en de noodzaak van religie in het publieke domein met zekere regelmaat de kop opsteekt. Zo kwam burgemeester Cohen van Amsterdam (PvdA) recent tot de uitspraak dat de overheid de taak heeft religie de ruimte te geven. Cohen gaf zelfs aan dat een overheidssubsidie voor religieuze gemeenschappen ‘ten goede kan komen aan de sociale cohesie binnen de samenleving’. Ondanks alle kanttekeningen die hierbij te maken zijn, toch hoopvolle signalen. Zeker in een tijd waarin onderwijssocioloog Jaap Dronkers in de NRC laat optekenen: ‘Hoe meer religie, hoe slechter de schoolprestaties’ (NRC 21 juni 2008).

Geschreven door D.D. (Dick) Both

Afkomstig uit: DRS 2008 – 8

page2image6379904
page2image29307360
page2image6378752
page2image29307472
page2image29307584
page2image6378560
page2image29307696
page2image6379520

Delen

Both en De Bruijn Beeldmerk
Both en De Bruijn